maandag 23 januari 2012

Gezegend met dyslexie

Het nieuwe schooljaar is nog kraakvers. En toch is het voor veel kinderen met leermoeilijkheden al een heuse kwelling. Maar er is een troost: hoe meer beproeving in je jeugd, hoe creatiever je later uit de hoek komt. Zo luidt de stelling die professor Ochse in zijn boek over creatieve genieën verdedigt.

Een fraaie illustratie van die theorie vormen kinderen met dyslexie. Zij hebben immers de grootste moeite met letters en hinken daardoor vaak achterop in de klas. Maar later laten ze hun collega’s straatlengtes achter zich als het op creativiteit aankomt. Met dank aan hun aandoening.

We zullen nooit met zekerheid weten of de circa vijf percent dyslectici in verhouding meer innoveert dan de rest van de aardbol. Maar intuïtief kan het kloppen. Mensen met dyslexie hebben moeite met geschreven taal. Ze herkennen minder makkelijk de volgorde en betekenis van symbolen die ons in staat stellen vlot te lezen. Vlgoens odzkoernek van de Uieitnversit Cmabrigde deot het er neit toe in wklee vglrdooe de ltetres van een worod saatn. Het egnie wat blkijengark is, is dat de ereste en de lstaate ltetre op de jiutse paalts satan. De rset kan een tatole beri zijn en je kan het nog seteds zndoer poberlem leezn. Dat kmot oamdt je biern neit ekle letrte leset maar het hele wrood en ponatren hrekent.

Kinderen met dyslexie lijken later opvallend vaak succesvol in wat ze ondernemen. ‘Laat mij in de meest gore buurt van New York een nachtwandeling maken en ik zal niet bang zijn. Zet mij voor een ongeschreven blad papier en het angstzweet breekt me uit’, liet bedrijfsleider Mark Vandecruys een tijdje geleden optekenen in het Nieuwsblad. De man is 35 en ontdekte twee jaar geleden dat hij dyslectisch was. Hij is niet de enige ondernemer die aan woordblindheid lijdt. Vorige week las ik in een interview dat Richard Branson, de flamboyante verpersoonlijking van pure Britse ondernemingszin, een dyslecticus is. Net zoals Ingvar Kamprad, eerder onderwerp van deze column en brein achter Ikea. Na wat opsnorringswerk bleken deze heren in goed gezelschap. Creatieve ondernemers zoals Henry Ford en Steve Jobs zijn dyslectici. Een eigenschap die ze delen met de stichters van HP, IBM, Disney en CNN. Maar niet alleen ondernemers, ook uitvinders als Alexander Bell, Thomas Edison, Pierre Curie en Albert Einstein hadden een vorm van de aandoening. En de lijst met dyslectische kunstenaars is helemaal een vat zonder bodem. Daarop prijken onder meer illustere namen als Mozart, Beethoven, Cher en de schrijver Roald Dahl.

Dyslectici denken niet in patronen, zoals de rest van ons 98% van de tijd doet. Ze benaderen een situatie helemaal anders, een afspiegeling van hun dyslectische cognitieve denkstijl. Die is veel willekeuriger in het genereren van ideeën. Bovendien hebben dyslectische volwassenen vaak een heleboel moeilijkheden overwonnen op school. En leggen ze zich extra toe op talenten die niets met taal te maken hebben. Dat alles samen betekent dat uw collega met dyslexie een enorme voorsprong heeft op u op het vlak van lateraal, probleemoplossend denken. Kortom, hij of zij is een stuk innovatiever dan u.

Daarom is het plan van onderwijsminister Vandenbroucke om zoveel mogelijk kinderen met leermoeilijkheden school te laten lopen in een gewone school belangrijk. Uiteraard moeten zulke kinderen goed ondersteund worden. Maar het verzet van sommige leerkrachten hiertegen is onbevattelijk. Een frisse kijk op een probleem is van onschatbare waarde. In de ideeën-economie van vandaag hebben dyslectici dus goud in hun handen.

Bron:flandersdc

maandag 16 januari 2012

Zoektocht naar goede dyslexiebehandelaar

Onderzoek naar de behandeling van dyslexie voor basisschoolleerlingen maakt al bijna drie jaar deel uit van het basispakket van de zorgverzekekering. Er is een protocol waarin staat wie de aangewezen zorgverleners zijn. Ouders weten dit vaak niet. Tijd voor kwaliteitskeurmerk.


Nigel (10 jaar) is dyslectisch. Zijn ouders kregen twee jaar geleden van school te horen dat ze het best een remedial teacher konden inschakelen.
De jongen ging week in week uit naar deze leerkracht die kinderen met leerproblemen helpt. In die periode is hij wel iets vooruitgegaan, maar zijn lees- en spellingsniveau bleven ver beneden peil. Pas na bijna een half jaar kwam zijn moeder erachter dat ze de 'behandelingen' niet vergoed kreeg.

Moeder Yolande van Boxtel: "Ik snapte er niets van! Later bleek dat het advies helemaal verkeerd was. Ik had naar een zorgverlener moeten gaan die voldeed aan de regels van de zorgverzekering. Maar hoe weet je dat nou als ouder? Ik heb de school vertrouwd."

Zij is niet de enige ouder die sinds de komst van de vergoedingsregeling diagnostiek en behandeling van dyslexie met de vraag zit hoe haar kind het best geholpen kan worden. De regeling is nog zó nieuw, dat er veel onduidelijkheden omheen hangen: voor ouders, maar vaak ook nog voor scholen.

Werd dyslexie jarenlang gezien als een leerprobleem, inmiddels is uit wetenschappelijk onderzoek helder vast komen te staan dat het een stoornis is in de hersenen.

In het taalcentrum vindt normaal gesproken de letter-klankkoppeling plaats. Wie dyslectisch is, kan de letters wel goed zien, maar koppelt daar niet automatisch een klank aan. Het gevolg is dat lezen niet of moeizaam gaat. Voor spellen geldt hetzelfde: de klank wordt wel goed gehoord, maar het koppelen van de goede (geschreven) letter aan die klank gebeurt niet of nauwelijks.

Door deze inzichten is ook vast komen te staan dat veel oefenen met lezen aan kinderen (en volwassenen) met dyslexie geen soelaas biedt. Er is een andere, systematische aanpak door psychologen of orthopedagogen nodig om het probleem te tackelen.

Van Boxtel: "De remedial teacher heeft vooral dat lezen er proberen in te krijgen bij Nigel. Ik voelde ergens wel dat het niet werkte, want hij werd alleen maar bozer en gefrustreerder. Uiteindelijk heeft hij veel boekjes uit zijn hoofd geleerd, maar hij is niet beter gaan lezen of spellen."

In de situatie bij de familie Van Boxtel heeft de school het boetekleed aangetrokken. De leiding wilde er alles aan doen om een geschikte zorgverlener te vinden. "Ik wilde het niet meer aan school overlaten en ik ben zelf ook gaan zoeken. Als je 'dyslexie' intikt op Google, krijg je de raarste bedrijven te zien: van kwakzalvers tot serieuze bedrijven. Ik kwam bij ziekenhuizen die onderzoeken doen en behandelingen aanbieden tot aan schoolbegeleidingsdiensten. Er waren ook een paar instellingen bij die al jaren bezig zijn met deze behandelingen. Daarvan heb ik er uiteindelijk een uitgekozen. Ik dacht: als die al twintig jaar of langer bezig zijn, dan hebben ze genoeg ervaring."

Om de kwaliteit van behandelaars te kunnen garanderen, zijn er rondom de invoering van de vergoedingsregeling twee kwaliteitsbewakers opgericht: het Nationaal Referentiecentrum Dyslexie (NRD) en het Kwaliteitsinstituut Dyslexie (KD). Bij beide kunnen behandelaars zich aansluiten om zo hun professionaliteit te laten zien. Onderling zijn er verschillen in toetsing en juist dát maakt het er voor ouders niet gemakkelijker op.

Tijdens het kwaliteitscongres van het NRD op 30 november lieten vertegenwoordigers van zorgverzekeraars CZ en VGZ weten dat het hoog tijd is met keurmerken te komen. Er ligt weliswaar een protocol waaraan behandelaars moeten voldoen, maar dat laat ruimte voor interpretatie. KD en NRD zullen dus de handen ineen moeten slaan om samen met één keurmerk te komen.

Johan Rozendaal, voorzitter NRD: "We zijn met elkaar bezig om die kwaliteitseisen te formuleren. Daar moeten verschillende zaken in worden geregeld. Ik noem een voorbeeld. Alleen een gz-psycholoog of orthopedagoog mag de behandeling uitvoeren, maar daar zit ruimte in. Er zijn bedrijven die remedial teachers laten werken onder verantwoordelijkheid van die gz-psycholoog of orthopedagoog. Volgens de regels mag dat niet. Ook over de toegespitste opleiding om kinderen met dyslexie te behandelen, moeten we uitspraken doen. Het is nu niet duidelijk welke opleiding gz-psychologen of orthopedagogen moeten hebben gevolgd voor de specialisatie dyslexie. Dat werkt onduidelijkheid in de hand. Een gz-psycholoog met een specialisatie voor ouderenzorg kan dus zo maar een dyslectisch kind gaan behandelen. Dat is niet wenselijk. Vooral voor ouders is die onduidelijkheid niet prettig. Die moeten goed kunnen beoordelen of een zorgverlener kwaliteit kan bieden.

"Zo kan ik nog veel meer punten noemen waar we afspraken over moeten maken. Als we al die zaken hebben geregeld, kunnen zorgverzekeraars ook keuzes maken. Zijn er dan dyslexiezorgverleners die niet aan de eisen voldoen, dan sluiten ze daar geen contracten mee af. Ik verwacht dat we over een half jaar de set kwaliteitseisen klaar hebben."

Een andere kwestie waar ouders tegenaan lopen, is de rol van de school. Niet alleen Yolande van Boxtel dacht dat de school 'het wel wist'. Harm Bos, vader van Joost (9), wist ook niet beter dan dat de school alles moest regelen. "De school moet eerst aantonen dat zelfs met extra begeleiding, het kind niet vooruitgaat. Daarna moet de school de ouders inschakelen, die een zorgverlener uitkiezen. Maar bij ons stuurde de school ons al meteen naar een organisatie waarvan ik dacht dat de school het betaalde. Ik kwam erachter dat dit anders was toen wij onze gegevens van onze zorgverzekering moesten doorgeven. Ik heb het proces stopgezet en ben eerst gaan zoeken naar de beste zorgaanbieder. Nu ben ik blij dat ik dat heb gedaan. Een meisje op school is wel naar die organisatie gegaan. De ouders zijn er niet tevreden over en haar situatie is niet echt verbeterd. Je kan geen appels met peren vergelijken, maar ik zie dat Joost echt is vooruitgegaan. Ik raad alle ouders aan zelf goed op te letten. Dat is zó belangrijk voor je kind!"

Bron: bndestem

dinsdag 10 januari 2012

UvA doet onderzoek naar leessnelheid

Leessnelheid: Zo ouder, zo kind?

Iedereen die wel eens samen met een ander een tekst heeft gelezen, heeft het vast gemerkt: de een leest sneller dan de ander. Terwijl de een ongeduldig wacht tot hij eindelijk de bladzijde om mag slaan, voelt de ander zich zo opgejaagd dat hij helemaal niet meer in staat is om te begrijpen wat er staat. En als een van beide lezers dan ook nog eens dyslectisch is, loopt het verschil in leessnelheid al helemaal snel op. Hoe komt het toch dat niet iedereen even snel leest?


Titia van Zuijen en Elsje van Bergen, onderzoekers aan de Universiteit van Amsterdam, doen onderzoek naar leessnelheid. Uit eerder onderzoek weten ze al dat het voor een deel erfelijk bepaald is hoeveel woorden je per minuut kunt lezen. Als je ouders snelle lezers zijn, is de kans dus groot dat je zelf ook bladzijdes in rap tempo kunt verslinden. Maar als een van je ouders dyslexie heeft, is het goed mogelijk dat jij dezelfde leesproblemen hebt. Van Zuijen en Van Bergen roepen deze winter de hulp van de bezoekers van Science Center NEMO in om meer te weten te komen over deze genetische relatie.

Onzinwoorden

De onderzoeksters vragen de NEMO-bezoekers om samen met hun ouders, broers en zussen mee te doen aan hun experiment. Zo kunnen ze eenvoudig de resultaten van familieleden met elkaar vergelijken. De proefpersonen moeten als eerste een lijst gewone woorden lezen, waarmee de onderzoeksters de leessnelheid vaststellen. Van Zuijen en Van Bergen verwachten dat de scores van familieleden niet ver uit elkaar zullen liggen.
Daarna volgen nog drie korte testjes waarin de onderzoeksters vaardigheden testen die te maken hebben met lezen. Zo moeten de proefpersonen onzinwoorden lezen, cijfers benoemen en een klank in onzinwoorden veranderen. De onderzoekers gebruiken onzinwoorden, zodat je geen gebruik kunt maken van bekende woordbeelden doordat je sommige woorden al vaker hebt gelezen. Je moet de letters nu één voor één herkennen en omzetten in de klank van een nieuw woord. Door cijfers te benoemen, kunnen de onderzoekers vaststellen hoe snel je iets uit je geheugen op kunt halen.
Ten slotte vragen de onderzoekers aan hun proefpersonen om in een buisje te spugen. Uit dat spuug kunnen zij DNA isoleren, zodat ze op zoek kunnen naar genen die betrokken zijn bij leesvaardigheid. Na afloop van het experiment krijgen de proefpersonen hun leessnelheidsscore mee.

Dyslexie vroeg herkennen

Wat hebben de wetenschappers aan al deze gegevens? Van Zuijen en Van Bergen hopen dat de testresultaten van de kinderen lijken op die van hun ouders en broers of zussen. Nu komen ouders en leraren er vaak pas laat achter dat een kind dyslectisch is. Het kind is vaak al een jaar of 8 en heeft door zijn lees- en spellingsproblemen dan al veel achterstand opgelopen op school. Als echter de leesvaardigheden van de ouders al kunnen voorspellen hoe goed hun kind later zal kunnen lezen, weten we eerder welke kinderen een groot risico op dyslexie lopen; zelfs nog voordat ze naar de basisschool gaan. Deze kinderen kunnen dan extra hulp krijgen bij het leren lezen en zullen minder achterstand oplopen op school.

Bron: Science live

maandag 2 januari 2012

Lettertype dyslexie

Sommige kranten voeren zelfs experimenten uit met die lettertypes. Inmiddels is uit onderzoek aan de Universiteit Twente gebleken dat een speciaal lettertype dyslexie niet positief of negatief beïnvloedt. Met andere woorden: kinderen gaan er niet per se beter door lezen. Dyslexie is immers geen oogprobleem, maar een stoornis in de hersenen. Zoals dat voor iedereen geldt, kan er wel een voorkeur voor een bepaald lettertype zijn.


Bron: bndestem