dinsdag 27 september 2011

De onzin van dyslexiemisbruik

Kinderen en studenten zouden onterecht, zelfs op frauduleuze wijze, dyslexieverklaringen krijgen om daarmee ruimere studievoorwaarden te verkrijgen en vooral gemakkelijk hun tentamens te halen. Het is echter eenvoudig in te zien dat dit onzin is. Mensen die dit herhaaldelijk beweren moeten met de nodige achterdocht worden gevolgd.

Keer op keer duiken er berichten op als zouden kinderen en studenten op frauduleuze wijze een dyslexieverklaring weten te bemachtigen. Het doel zou zijn om met meer voorzieningen en langere examentijden gemakkelijker goede studie resultaten te behalen.

Wat deze complottheorieën over het hoofd zien, is dat die voorzieningen helemaal geen succesfactoren zijn voor studenten zonder dyslexie. Verreweg de meeste studenten zijn binnen 80% van de tentamentijd klaar
met hun werk. Wat zouden zij voor een nut hebben bij een verlenging van deze tijd? Verder kan de tekst eventueel groter worden afgedrukt of worden voorgelezen. Een voorgelezen tekst duurt voor een niet-dyslectische student echter langer dan gewoon de tekst zelf lezen en is onhandiger dan gedrukte tekst om overzicht over de gegevens te houden. Er is eenvoudig weg geen winst voor iemand die geen dyslexie heeft.

Ook voor het studeren bieden dyslexievoorzieningen geen winst voor normale lezers. Mocht iemand er toch baat bij hebben, dan moet serieus overwogen deze student te onderzoeken op niet-onderkende dyslexie. Er
zijn helaas nog te veel kinderen die met eenzame inspanning het onderwijs volgen en zich niet realiseren dat hier een specifiek oorzaak voor is.

Waarom dan toch deze berichten? Dyslexie wordt met achterdocht gevolgd door de academische wereld die dyslexie niet begrijpt, behalve als zeer ernstige handicap. Er moet wel iets heel erg mis zijn met iemand als die wel intelligent is maar zich niet eenvoudig een tekst kan eigen maken. En als het niet heel ernstig is, dan moet je niet zeuren, ‘het leven is nu eenmaal niet
altijd gemakkelijk’. Deze achterdocht maakt dat kinderen met dyslexie niet tijdig worden herkend: ‘even doorbijten, we moeten het nog even aanzien’.
Als er dan toch een vermoeden is omdat het leesprobleem wel hardnekkig lijkt, dan moet je het toch eerst nog even proberen: volgens het dyslexieprotocol moet je eerst niet-specifieke remedial teaching volgen en pas als dat ‘echt’ niet helpt, na 6 maanden mits er geen wachtlijsten zijn, dan wordt je gediagnosticeerd. Moet u zich voorstellen voor een kind met dyslexie: in de meest vatbare periode voor het leren lezen wordt een proef ingelast met een methode die niet helpt en dus een enorme achterstand in het leesproces veroorzaakt.

Waarom? Omdat je niet zomaar dyslectisch mag zijn, geen extra aandacht mag krijgen als dat niet heel erg nodig is ‘anders is dat niet eerlijk voor de andere kinderen’. Zo zuur is dat.

Die zelfde zure mentaliteit zit achter de dyslexiemisbruiktheorie. Die zegt echter ook nog dat er onder psychologen en orthopedagogen beunhazen zijn die zich niet houden aan de officiële richtlijnen voor dyslexieverklaringen.
Hierachter zit een scholenstrijd waarbij verschillende wetenschappelijke en niet-wetenschappelijke benaderingen van dyslexie elkaar al jaren in de haren zitten en elkaar verdacht maken. Met de nodige schade voor kinderen met dyslexie. Dit is niet eenvoudig uit te leggen in een kort artikel als dit.
Maar in het kort komt het er op neer dat er een wetenschappelijke stroming is die zich baseert op de theorie van het fonologisch tekort. Een aantrekkelijke theorie waar relatief eenvoudig wetenschappelijk bewijs voor te verkrijgen is – wat ook regelmatig gebeurt. Helaas is de behandeling die hierop gebaseerd is geen onverdeeld succes. Die is multidisciplinair, wat wil
zeggen dat er zoveel benaderingen tegelijkertijd worden toegepast, dat je niet goed kan uitmaken wat nu precies de succesfactoren zijn. De resultaten worden wel wetenschappelijk verzameld en geanalyseerd en daar komt vooral uit dat de behandeling duur, langdurig en behoorlijk belastend is. Als kind en ouders dit weten te overleven is er inderdaad een positief effect, voor een groot deel van deze kinderen.

Echter, wat het effect van andere behandelingen is, van remedial teachers, logopedisten en alternatieve behandelwijzen, is eenvoudig niet onderzocht.
En dus niet ‘wetenschappelijk’. Maar veel klachten zijn er ook niet over – behalve dan die van de ‘wetenschappelijke’ behandelaars. Die – en dat is natuurlijk ook een beetje een complottheorie - vooral hun eigen markt daarmee proberen te beschermen. Het is wel degelijk uit deze hoek waaruit de verdachtmakingen over dyslexiemisbruik komen, gretig opgepakt door populistische politici en vervolgens journalisten die dat wel lekker vinden klinken. Voor hen is dit artikel dus ook bedoeld.

zondag 18 september 2011

3 moties aangenomen voor dyslectische leerlingen en dyscalculie.

te weten:
- de motie-Schouten c.s over bètatalent met dyslexie (32463, nr. 7);
- de motie-Schouten/Ortega-Martijn over ondersteuning van scholen voor leerlingen met dyslexie en dyscalculie (32463, nr. 8);
- de motie-Biskop over adequate leermiddelen (32463, nr. 9).

De voorzitter:
De motie-Schouten c.s. (32463, nr. 7) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat Nederland goed opgeleide bètatechnici hard nodig heeft, onder meer in het behalen van ambitieuze doelstellingen in het kader van de kenniseconomie;
overwegende dat de verplichte tweede vreemde taal in het vwo-examen een belemmering kan zijn voor doorstroom van leerlingen met dyslexie naar universitair bètaonderwijs;
overwegende dat het Examenbesluit mogelijkheden biedt om een extra bètavak te volgen, in plaats van een tweede vreemde taal;
verzoekt de regering om artikel 11, lid 2, van het Examenbesluit onder de aandacht te brengen, zodat dit artikel beter wordt benut en bètatalent met dyslexie op het vwo de vrijstelling of ontheffing voor de tweede vreemde taal kan gebruiken om door te stromen naar universitair bètaonderwijs,en gaat over tot de orde van de dag.
 De voorzitterDe motie-Schouten c.s. (32463, nr. 7) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:De Kamer,gehoord de beraadslaging,overwegende dat Nederland goed opgeleide bètatechnici hard nodig heeft, onder meer in het behalen van ambitieuze doelstellingen in het kader van de kenniseconomie;overwegende dat de verplichte tweede vreemde taal in het vwo-examen een belemmering kan zijn voor doorstroom van leerlingen met dyslexie naar universitair bètaonderwijs;overwegende dat het Examenbesluit mogelijkheden biedt om een extra bètavak te volgen, in plaats van een tweede vreemde taal;verzoekt de regering om artikel 11, lid 2, van het Examenbesluit onder de aandacht te brengen, zodat dit artikel beter wordt benut en bètatalent met dyslexie op het vwo de vrijstelling of ontheffing voor de tweede vreemde taal kan gebruiken om door te stromen naar universitair bètaonderwijs,en gaat over tot de orde van de dag.


De motie-Schouten/Ortega-Martijn (32463, nr. 8) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de mate van voorzieningen voor leerlingen met dyslexie en dyscalculie wordt verbeterd;
overwegende dat scholen soms in een vroeg stadium leerlingen adviseren om naar een lager niveau af te stromen, waarmee ze anticiperen op de verzwaarde exameneisen;
van mening dat verspilling van talent moet worden voorkomen, door het bieden van de juiste ondersteuning en de mogelijkheid om op meerdere niveaus eindexamen te doen;
verzoekt de regering, gerichte afspraken met de VO-raad te maken over de gewenste en noodzakelijke ondersteuning van scholen voor leerlingen met dyslexie en dyscalculie en het voorkomen van ongewenste afstroom naar lagere onderwijstypen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De motie-Schouten/Ortega-Martijn (32463, nr. 8) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:De Kamer,gehoord de beraadslaging,constaterende dat de mate van voorzieningen voor leerlingen met dyslexie en dyscalculie wordt verbeterd;overwegende dat scholen soms in een vroeg stadium leerlingen adviseren om naar een lager niveau af te stromen, waarmee ze anticiperen op de verzwaarde exameneisen;van mening dat verspilling van talent moet worden voorkomen, door het bieden van de juiste ondersteuning en de mogelijkheid om op meerdere niveaus eindexamen te doen;verzoekt de regering, gerichte afspraken met de VO-raad te maken over de gewenste en noodzakelijke ondersteuning van scholen voor leerlingen met dyslexie en dyscalculie en het voorkomen van ongewenste afstroom naar lagere onderwijstypen,en gaat over tot de orde van de dag.


In stemming komt de motie-Biskop (32463, nr. 9).

De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de inzet van ICT-hulpmiddelen bij de begeleiding van leerlingen met dyslexie ernstig achterblijft;
constaterende dat het de taak van de school is te voorzien in adequate leermiddelen voor alle leerlingen op het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs;
overwegende dat een betere begeleiding van leerlingen met dyslexie noodzakelijk is om tegemoet te kunnen komen aan de verzwaarde exameneisen;
roept de regering op, in overleg te treden met de Groep Educatieve Uitgeverijen en de PO- en VO-raad om de lesmaterialen die op school gebruikt worden, ook beschikbaar te stellen in een format dat geschikt is voor gangbare ICT-hulpmiddelen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,gehoord de beraadslaging,constaterende dat de inzet van ICT-hulpmiddelen bij de begeleiding van leerlingen met dyslexie ernstig achterblijft;constaterende dat het de taak van de school is te voorzien in adequate leermiddelen voor alle leerlingen op het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs;overwegende dat een betere begeleiding van leerlingen met dyslexie noodzakelijk is om tegemoet te kunnen komen aan de verzwaarde exameneisen;roept de regering op, in overleg te treden met de Groep Educatieve Uitgeverijen en de PO- en VO-raad om de lesmaterialen die op school gebruikt worden, ook beschikbaar te stellen in een format dat geschikt is voor gangbare ICT-hulpmiddelen,en gaat over tot de orde van de dag

maandag 12 september 2011

Rekenrampen in het nauw

Dat het reken- en wiskunde-niveau wordt opgekrikt, is heel goed. Maar er is niet genoeg oog voor de kinderen die echt niet kunnen rekenen, stelt Hans van Luit, hoogleraar diagnostiek en behandeling van kinderen met dyscalculie. Van Luit pleit ervoor dat deze kinderen straks worden uitgezonderd van de verplichte rekentoets in het voortgezet onderwijs. Gebeurt dat niet, dan kunnen ze onnodig stranden op de middelbare school.

Minister Van Bijsterveldt (onderwijs) neemt aan alle kanten maatregelen om het onderwijsniveau omhoog te halen. Vooral rekenen en taal staan daarin centraal. Dit schooljaar al gaan daarom de eindexameneisen omhoog, vanaf volgend jaar mogen leerlingen geen onvoldoende meer halen voor de kernvakken Nederlands, Engels en wiskunde. In het schooljaar 2013/2014 krijgen alle leerlingen aan het eind een rekentoets, ook de leerlingen die geen wiskunde in hun pakket hebben. De Onderwijsraad stelde daarnaast voor om wiskunde een verplicht eindexamenvak te maken, zoals nu al op het vwo. De minister is dit momenteel aan het overwegen en besluit hier in het voorjaar over.

Van Luit vindt dit soort voorstellen veel te ver gaan. „Kinderen zijn niet allemaal hetzelfde en hun hersens ook niet”, stelt hij. Zo’n twee tot drie procent van de kinderen heeft dyscalculie. Deze rekenstoornis houdt onder andere in dat kinderen niet kunnen automatiseren, sommen als 3 + 4 leren ze niet of heel langzaam uit hun hoofd zodat ze zo’n som elke keer opnieuw moeten uitrekenen. Dat kost tijd en gaat vaak op de vingers. Met veel hulpmiddelen kunnen ze een eind komen, maar vanzelf gaat het rekenen nooit. Van Luit: „Het is een stoornis, je kunt er geen pilletje voor nemen. Net als dat iemand met één been niet kan hardlopen.”

Zeven tot acht procent van de kinderen is een zeer zwakke rekenaar, vijftien procent heeft er veel moeite mee maar kan het uiteindelijk wel leren. Van Luit: „In totaal zit zo’n 25 procent van de leerlingen onder de norm.”

Die kinderen hebben wel andere capaciteiten en zijn soms verder intelligent genoeg voor het voortgezet onderwijs. Maar door de rekentoets kunnen ze straks sterk beperkt worden in de keuze van een vervolgopleiding en, afhankelijk van hoe de toets gaat meetellen, misschien wel zonder diploma blijven. „Stel je voor, kinderen die keihard gewerkt hebben en dan hun papiertje niet krijgen.” Ook als wiskunde voor iedereen verplicht wordt, kunnen kinderen een niveau teruggedrukt worden. Het is de vraag of de kenniseconomie daarop zit te wachten, waarschuwt de hoogleraar.

De minister wil vooralsnog aan de nieuwe normen vasthouden en wil weinig weten van uitzonderingen. Ook de Tweede kamer maakt zich zorgen over kinderen met dyslexie en dyscalculie. Van Bijsterveldt heeft wel een groot onderzoek toegezegd.

Bron : Spits

maandag 5 september 2011

Beelddenken en dyslexie

Beelddenken is denken in beelden en gebeurtenissen, niet in woorden en begrippen. Het kan omschreven worden als ruimtelijk denken, waarbij visuele, auditieve en zintuiglijke informatie tegelijkertijd worden verwerkt. Daardoor overziet een beelddenker snel het geheel. Dit verschilt van taaldenken: bij het denken in woorden is sprake van volgorderlijke verwerking. Het is een analytische vorm van denken: het een volgt op het ander. Een voordeel van beelddenken is dat een beelddenker veel meer informatie veel sneller kan verwerken dan een taaldenker. Een nadeel is dat een beelddenker moeite kan hebben met het ‘vinden’ van de woorden die bij het plaatje horen. Dit kan resulteren in bijvoorbeeld leesproblemen. Alhoewel dyslexie en beelddenken vaak in één zin genoemd worden, betekenen beide begrippen niet hetzelfde. Dyslexie is een neurologische stoornis, waarbij beide hersenhelften niet goed samenwerken. Beelddenken is een oorspronkelijk denkproces waarbij het visuele leersysteem de voorkeur heeft. Het is dus geen stoornis, maar een voorkeursdenken. Een beelddenker kan wel symptomen van dyslexie vertonen, waardoor beide verschijnselen niet altijd worden onderscheiden.

Historie beelddenken
 
De term ‘beelddenken’ ontstaat al in de jaren ’30 in Nederland. Ondanks de inspanningen van de bedenkster van de term, pedagoge Maria J. Krabbe (zie kader) en – na haar – pedagoge Nel Ojemann krijgt het begrip geen vaste voet aan de grond in Nederland. Tijdens het eerste landelijke dyslexiecongres te Nijmegen (1984) houdt Ojemann een lezing over de problematiek van dyslexie. Uit de vele reacties blijkt een dringende behoefte te bestaan bij ouders van dyslectische kinderen. Ojemann sticht vervolgens de Maria J. Krabbe Stichting (1985) op en publiceert haar boek Woordblindheid en beelddenken, compensatie, correctie, preventie.
Bijna gelijktijdig vindt in Amerika een andere ontwikkeling plaats. Ronald Davis (1937) richt in 1982 het Davis Dyslexia Correction Center op. Het doel is om individuele correctieprogramma’s aan te bieden aan kinderen en volwassenen met leerproblemen. Davis, beelddenker en dyslectisch, werd aanvankelijk gediagnosticeerd als autistisch en zwakzinnig. Tot zijn zeventiende jaar spreekt Davis nauwelijks. De man die pas op zijn 38e zijn eerste boek uitleest, verrast vriend en vijand als blijkt dat hij een IQ van 169 heeft. Davis ontwikkelt vervolgens vanuit zijn eigen ervaring een methode waarmee kennelijk niet alleen problemen met dyslexie, maar ook problemen op het gebied van ADD/ADHD, dyscalculie, dyspraxie, handschrift, rekenen, coördinatie en communicatie gecorrigeerd kunnen worden. Hij publiceert twee boeken: De gave van dyslexie en De gave van leren.

Lees hier verder

Bron: tijdschrift-talent.nl